50 vertalingen voor het Nederlandse woord `moeder`

1. moeder = muun (Opglabbeeks)
2. moeder = ons mam / moe / moeke (Astens)
3. moeder = mooder, mam (Roermonds)
4. moeder = 't oll'mens (Westerkwartiers)
5. moeder = betaald werk (West-Vlaams)
6. moeder = ma (Booms)
7. moeder = mam (Woensels)
8. moeder = mam (v.) (Eys)
9. moeder = mam (Gulpens)
10. moeder = mame (Amsterdams)
11. moeder = mauer (Hogelandsters)
12. moeder = meerke / mam (Mestreechs)
13. moeder = mimme (Urkers)
14. moeder = moe / moeder (Zwols)
15. Moeder = Moáh (Haags)
16. moeder = moene, moar (Nunspeets)
17. moeder = moder (Venloos)
18. moeder = moe (Antwerps)
19. moeder = moe (n) der; aanspreekvorm: moesjie / ma, enz. (Utrechts)
20. moeder = moed; moe (Barnevelds)
21. moeder = moêder; maa; mam (Bilzers)
22. moeder = moedre (Lochristis)
23. moeder = moedre (West-Vlaams)
24. moeder = moe (Berlaars)
25. moeder = moejjer (Hasselts)
26. moeder = moederloos (Brabants)
27. moeder = moeke (Westerkwartiers)
28. moeder = moeke (Betuws)
29. moeder = moeke / mouder / mamme / moetje (Gronings)
30. moeder = moen (Budels)
31. moeder = moen (Zunderts)
32. moeder = moe' r (Elspeet)
33. moeder = moer (Amsterdams)
34. moeder = moer (Staphorsts)
35. Moeder = Moer (Markers (merekers))
36. Moeder = Moer (Hierdens)
37. moeder = moessie, moesje, moetje (Gronings)
38. moeder = moet (Nijmeegs)
39. Moeder = Moet (Groesbeeks)
40. moeder = moet (Sin tunnis)
41. moeder = moetje (West-Vlaams)
42. moeder = moewder (Ouddorps)
43. moeder = mojer (Mestreechs)
44. moeder = mojer, mon (Overpelts)
45. Moeder = Mon, Monne, meujer (Lommels)
46. moeder = moo (Twents)
47. moeder = moo (Deventers)
48. moeder = môô, môôd'r (Deventers)
49. moeder = mooder (Maasbrees)
50. moeder = mooder, moo, moet, moer (Achterhoeks)

4 vertalingen voor het dialectwoord `moeder`

1. moeder = moe (Nijmeegs)
2. moeder = moeder (Wichels)
3. moeder = mama (Ostêns)
4. moeder = mama (West-Vlaams)