50 vertalingen voor het Nederlandse woord `glijden`

1. glijden = sljérn (West-Vlaams)
2. glijden = gletsn, weggletsn, sleiern, sliern (Kortemarks)
3. glijden = glied'n (Westerkwartiers)
4. Glijden = Gliej'n (Hierdens)
5. glijden = glisse (Westfries)
6. glijden = hlieen / slieren (Zeeuws)
7. glijden = sjievele (Mestreechs)
8. glijden = sjroêvele (alg.) ; sjérbrikke (specif.op ijs) (Bilzers)
9. glijden = skiever'n (Izegems)
10. glijden = slebrikke (Mestreechs)
11. glijden = slèèrn (Roeselaars)
12. glijden = slieërn (Waregems)
13. glijden = slibberen (Giesbaargs)
14. glijden = slier'n (Axels)
15. glijden = slieren (Ouddorps)
16. glijden = slieren (Zeeuws)
17. glijden = gliej'n (Deventers)
18. glijden = glijen (IJmuidens)
19. Glijden = Glijje (Zurriks)
20. glijden = litse, sjliddere (Roermonds)
21. glijden = roetsen (Genneps)
22. glijden = schuiven (Moes)
23. glijden = sjleiere (Sittards)
24. glijden = sleiern (Lichtervelds)
25. glijden = slibberen (Helmonds)
26. glijden = slibberen (Zunderts)
27. glijden = slibberen (Genneps)
28. glijden = slieren (Hulsters (NL))
29. glijden = slieren (Flakkees)
30. Glijden = Slippere (Zurriks)
31. glijden = roetsje (Eys)
32. glijden = slibberen (Herns (Herne, VL-B))
33. Glijden = slibberen (Mols)
34. glijden = slieren (Clings)
35. glijden = slieren (Ostêns)
36. glijden = glèdsen (Ostêns)
37. glijden = sliere (Flakkees)
38. glijden = sliddere (Oudenbosch)
39. glijden = sliere (Steenbergs)
40. glijden = skivern (Geluws)
41. glijden = slieren (Weldens)
42. glijden = sjliddere (Tegels)
43. glijden = sleuvere (Kinroois)
44. glijden = Roetse (Lottums)
45. glijden = Sliddere (Lottums)
46. glijden = gli'je (Diems)
47. glijden = slibberen (Turnhouts)
48. glijden = slieren (Evergems)
49. glijden = ritsen (Sint-Niklaas)
50. glijden = zulle (Westfries)