50 vertalingen voor het Nederlandse woord `speeksel`

1. speeksel = spuchsel, moederkeszalf (= bij kinderen) (Sint-Niklaas)
2. speeksel = kwiel (Zeeuws)
3. speeksel = sjpui (Kerkraads)
4. speeksel = spaaj (Bilzers)
5. speeksel = spij (Westerkwartiers)
6. speeksel = spij / spije / spè (Gronings)
7. speeksel = spiksel (Giesbaargs)
8. speeksel = zever (Huizers)
9. speeksel = zeaver (Urkers)
10. speeksel = kwiele (Flakkees)
11. speeksel = moederkeszalf (Antwerps)
12. speeksel = spiksel (Antwerps)
13. speeksel = spiksel (Aalsters)
14. Speeksel = Tuf (Zurriks)
15. speeksel = zeiver (Reuvers)
16. speeksel = tuf (Budels)
17. speeksel = spièksel (Zeeuws)
18. speeksel = tuf (Beerses)
19. speeksel = tuf (Heezers)
20. speeksel = moederkeszalf (Sinnekloases en niekaarks)
21. speeksel = sjpööj (m.) (Eys)
22. speeksel = sjpui (Simpelveld)
23. speeksel = tuf (Oudenbosch)
24. speeksel = spukke (Wetters)
25. speeksel = spiksel (Landens)
26. speeksel = spuchsel (Sinnekloases en niekaarks)
27. speeksel = sjpui (Heerlens)
28. speeksel = mullevet, spugsel (West-Vlaams)
29. speeksel = spuchsel (Vrasens)
30. speeksel = tuf / moederkeszalf (Turnhouts)
31. speeksel = spij (Hoeselts)
32. Speeksel = Tuf (Koersels)
33. speeksel = spaai (Bilzers)
34. speeksel = spieksel (Vilvoords)
35. speeksel = tuf (zandvliets)
36. speeksel = tuf (Arendonks)
37. speeksel = flibe (Fries)
38. Speeksel = Spierts (Geffes)
39. speeksel = spierts (Winssens)
40. speeksel = spiksel (Walshoutems)
41. speeksel = spei (Lanakens)
42. speeksel = tuf (Hoogstraats)
43. Speeksel = Spuussel (West-Vlaams)
44. speeksel = zjever (West-Vlaams)
45. speeksel = spie (Steins)
46. speeksel = spaaj (Munsterbilzen - Minsters)
47. speeksel = spéksel (Lebbeeks)
48. speeksel = spiksel (S*) (Sintrùins)
49. Speeksel = Zèver (Vlijtingens)
50. speeksel = spuchel (Bevers)