50 vertalingen voor het Nederlandse woord `zoenen`

1. zoenen = bekkuh (Haags)
2. Zoenen = Brommers kiek'n, d`r een opklapperen, kinnebakkebieten, snoet'n spek, zoog'n (Twents)
3. zoenen = flerr' n (Axels)
4. zoenen = kopkluive (Tilburgs)
5. zoenen = kösse (Venloos)
6. zoenen = muiluh of kaken of kopkluiven (Westlands)
7. zoenen = plekke (Brabants)
8. zoenen = poene (Geuls)
9. zoenen = püëne (Gulpens)
10. zoenen = poenne (znw) ; paune (ww) (Bilzers)
11. zoenen = poenne; paune (Bilzers)
12. zoenen = puene (Susters)
13. zoenen = pune (Mestreechs)
14. zoenen = puune-mölke geve-poen geve (Mestreechs)
15. zoenen = pütsje (Kerkraads)
16. zoenen = smokk´n (Westerkwartiers)
17. zoenen = smokk' n (Drents)
18. zoenen = snoetjeknovveln / kopkloevn (Gronings)
19. zoenen = snuutjeknovvel'n (Westerkwartiers)
20. zoenen = toten (Harelbeeks)
21. zoenen = tuut'n (Westerkwartiers)
22. zoenen = kusjmoehle (Heldens)
23. zoenen = kusmoehle (Heldens)
24. zoenen = smokken (Gronings)
25. zoenen = snoetje knovveln (Gronings)
26. zoenen = snoetjeknovveln (Gronings)
27. zoenen = totten (Brugs)
28. zoenen = totten (Gents)
29. zoenen = poesen (Urkers)
30. zoenen = kossen (Zeeuws)
31. zoenen = plekken, kleffen (Bosch)
32. zoenen = smakken (Dordts)
33. zoenen = pütsje (Nijswillers)
34. zoenen = laaijen (Veghels)
35. zoenen = snaovele (Bredaas)
36. zoenen = laaien (brabants)
37. zoenen = poene (Valkenburgs)
38. zoenen = pieper'n (Wevelgems)
39. zoenen = aflekken, toten (Sint-Niklaas)
40. zoenen = poeëne / pukke (Kinroois)
41. zoenen = peune (Zichers)
42. zoenen = totten (Evergems)
43. zoenen = bekn (Zuid-west-vlaams)
44. zoenen = een bees geven (Denderleeuws)
45. zoenen = piepern (Izegems)
46. zoenen = puune (Mestreechs)
47. zoenen = pune (Margratens)
48. zoenen = lekn (Koekelaars (Koukeloars))
49. zoenen = totn (Koekelaars (Koukeloars))
50. Zoenen = Brommers. Kiek'n (Drents)

1 vertalingen voor het dialectwoord `zoenen`

1. Zoenen = Vrijen (Hoogeveens)