50 vertalingen voor het Nederlandse woord `snel`

1. snel = rap (Gents)
2. snel = maaiemen (Arnhems)
3. snel = gaan as de brandweer (Westlands)
4. snel = driëj (Horster)
5. snel = gaaw, gaa (Tilburgs)
6. snel = gank (Volendams)
7. snel = gank (Markers (merekers))
8. snel = gank (Urkers)
9. snel = gauw (Steenbergs)
10. snel = gauw (Westfries)
11. snel = gaw (Mestreechs)
12. snel = hel (Geuls)
13. Snel = Hert (Nijmeegs)
14. snel = neig rap (Moes)
15. snel = nijig (Overpelts)
16. snel = rap (Twents)
17. snel = rap (Bilzers)
18. snel = rap (Enschedees)
19. snel = rap (Budels)
20. snel = rap (Zeeuws)
21. snel = roeps (Roermonds)
22. snel = zièère, aostje zièère (Kortemarks)
23. snel = zjirre, vulle mulle (eerste 'u' als in mus, tweede 'u' is een korte 'uu') (West-Vlaams)
24. snel = drej (Genneps)
25. snel = mee gaank (Gils)
26. snel = meej gáánk (Roosendaals)
27. snel = rap (Spickenis)
28. snel = rap (Antwerps)
29. snel = rap (Sallands)
30. snel = fossig (Zeeuws)
31. snel = fluks, in allerijl (Archaïsch)
32. snel = nietse (Staphorsts)
33. snel = zjere (Zeeuws)
34. snel = lekas (Marine jargon (veelal Maleis))
35. snel = vlogge (Stellingwarfs)
36. snel = rap, schielik (Achterhoeks)
37. snel = ziere (Deinzes)
38. snel = vinnig (Astens)
39. snel = drie-e (Sevenums)
40. snel = snaal (Sint-Niklaas)
41. snel = vlot / flot (Kinroois)
42. snel = flug (Leewarders)
43. snel = ziere (Gents)
44. snel = hèl (Bilzers)
45. snel = Tiëge de klippen op (Bilzers)
46. snel = én enen ojem (Bilzers)
47. snel = op ne wip (Bilzers)
48. Snel = Ziere (Hansbeeks)
49. snel = volspeet (Bilzers)
50. snel = vol petrol (vetés) (Munsterbilzen - Minsters)

18 vertalingen voor het dialectwoord `snel`

1. Snel = Shantan (Amsterdamse straattaal)
2. snêl = snel (Stramproys)
3. snel = gulp (Westerkwartiers)
4. Snel = Gulp (Gronings)
5. snel = drinkbeker (Hoeselts)
6. Snel = Sckenkkan (plastieken) (Vlijtingens)
7. snel = gietkan (Munsterbilzen - Minsters)
8. Snel = autoped (Lottums)
9. Snel = Mooi (Deinzes)
10. snel = knap (uiterlijk v. persoon) (Wichels)
11. snel = knap (Brugs)
12. snel = knap (bevallig) (Kortemarks)
13. snel = knap, mooi (Ostêns)
14. snel = mooi (Harelbeeks)
15. snel = mooi (Poperings)
16. snel = knap, mooi (West-Vlaams)
17. snel = mooi (West-Vlaams)
18. Snel = Knap, aantrekkelijk (persoon) (West-Vlaams)