37 vertalingen voor het Nederlandse woord `stoppen`

1. Stoppen = uitschàie (Aalsters Gld)
2. stoppen = anholden, stilholden (Drents)
3. stoppen = stopp' m (Westerkwartiers)
4. stoppen = ûtscheije (Geffes)
5. stoppen = uutschièèn (Kortemarks)
6. stoppen = afschijje (Kerkdriels)
7. Stoppen = Outschieë (Sint-Katelijne-Waver)
8. stoppen = uit schie'n (Deinzes)
9. stoppen = uitschin (Zottegems)
10. stoppen = oetsjeie (Kinroois)
11. stoppen = utscheinn (West-vlaams)
12. stoppen = autsjeeë (Bilzers)
13. Stoppen = Uitschien (Hansbeeks)
14. stoppen = autsjeeë (Munsterbilzen - Minsters)
15. stoppen = schaaie, uitschaaie (schaaiter mej uit) (Hoogstraats)
16. stoppen = hoowhaawe (Tilburgs)
17. stoppen = èùtschaaje (Tilburgs)
18. stoppen = huuhaawe (Tilburgs)
19. stoppen = eutskj'ieen (Zwevegems)
20. stoppen = nokken (Amsterdams)
21. stoppen = aftaaien (Bargoens)
22. Stoppen = uutscheen (Zaamslags)
23. stoppen = oétschèje (nijswillers)
24. stoppen = ophaage (Munsterbilzen - Minsters)
25. stoppen = uitscheien (Termeis)
26. stoppen = uitscheën (Veurns)
27. stoppen = oetsjeje (Nunûms)
28. stoppen = stoppen, ermee uitschiën, arrèteren (Wichels)
29. stoppen = stèp: stoppe: stop, stops, stopt; stopde; gestopt (Genker)
30. stoppen = stoppe (Wessems)
31. stoppen = uitschieën (Kaprijks)
32. stoppen = afnokke (Rotterdams)
33. Stoppen = Uitscheien (Hagesteins)
34. stoppen = kappe (Bollenstreeks)
35. stoppen = erreteren (Bambrugs)
36. stoppen = uitschère (Heusdens)
37. Stoppen = Belen (Brugs)

2 vertalingen voor het dialectwoord `stoppen`

1. stoppen = zekeringen (Lopiks)
2. stoppen = zekeringen (Hulsters (NL))