Vind een (dialect)woord

Toon woorden

50 vertalingen voor het Nederlandse woord `brug`

  1. brug = brögk (Nederweerts)
  2. Brug = br (o / u) g (ge) (Gronings)
  3. brug = brèg (Bilzers)
  4. brug = breg (Westfries)
  5. Brug = Breg (Markers (merekers))
  6. brug = brôgge (Wanneperveens)
  7. Brug = Brôgge (Hierdens)
  8. brug = brugge / brigge (Ouddorps)
  9. brug = brugge (Zwols)
  10. brug = brugge (Kampers)
  11. brug = brugge (Giesbaargs)
  12. brug = brugge, badde (Gronings)
  13. brug = brughe (Zeeuws)
  14. brug = brögk (Tegels)
  15. brug = brögge, brugge (Drents)
  16. brug = brök brögk (Mestreechs)
  17. brug = brök (brögke) (Roermonds)
  18. brug = brök (Venloos)
  19. brug = brök (Geuls)
  20. brug = brök (Lanakens)
  21. Brug = Klabbe (Gronings)
  22. Brug = Brigge (Dendermonds)
  23. brug = til (Gronings)
  24. brug = bruhe (Zeeuws)
  25. brug = bruk (v.) (Eys)
  26. brug = bruk (Simpelveld)
  27. brug = brük (Walshoutems)
  28. brug = bruk (Heerlens)
  29. brug = brök (Neerharens)
  30. brug = brèg (Genker)
  31. brug = brig (Hulshouts)
  32. brug = brigge (Ninoofs)
  33. brug = brök (Kinroois)
  34. brug = brugge (Lutters)
  35. brug = de breug (Astens)
  36. brug = brêge (Fries)
  37. brug = brigge (Moorsel)
  38. brug = brèg (Opglabbeeks)
  39. brug = bruk (Arcens)
  40. brug = brigge (Denderleeuws)
  41. brug = brök (Kanners)
  42. brug = brögk (Mestreechs)
  43. brug = de brük (Boorsems)
  44. brug = brök (Steins)
  45. brug = brogge (Doornspijks)
  46. brug = brèg (Brees)
  47. brug = brèg (neeroeters)
  48. brug = bruk (Bocholtz)
  49. brug = brök (Nijswillers)
  50. brug = brök (Hunsels)


4 vertalingen voor het dialectwoord `brug`

  1. brug = roggebrood (Gronings)
  2. brug = snee roggebrood (Westerkwartiers)
  3. brug = plak roggebrood (Gronings)
  4. brug = stuurhuis (op een schip) (Schevenings)