41 vertalingen voor het Nederlandse woord `schotel`

1. schotel = patièèle (Kortemarks)
2. schotel = talloer (Antwerps)
3. schotel = schóttel (Venloos)
4. schotel = schôttel (Budels)
5. schotel = schuddel (Westerkwartiers)
6. Schotel = Schuttel (Rijsoords)
7. Schotel = Schuttel (Hierdens)
8. schotel = sjootel (Sittards)
9. schotel = sjóttel (Tegels)
10. schotel = téëltjen, schutteltjen, schórteltjen (Huizers)
11. schotel = teleir, sjètel (Bilzers)
12. schotel = teleur (Mestreechs)
13. schotel = tjelle (Kortrijks)
14. schotel = kómp (Reuvers)
15. schotel = sjottel (Kerkraads)
16. schotel = schuttel (Schevenings)
17. Schotel = Schuttel (Veurns)
18. schotel = sjótel (v.) (Eys)
19. schotel = scheutel (Zeeuws)
20. schotel = scheutel (Axels)
21. schotel = oondertas (Mestreechs)
22. schotel = sjèttël, sjùttël (Hoeselts)
23. schotel = schuttel (Zeeuws)
24. schotel = schuttel (Ouddorps)
25. schotel = sjotel (Kanners)
26. schotel = sjóttel (Hunsels)
27. schotel = schoetel (Aalsters)
28. schotel = scheutel (West-Vlaams)
29. schotel = schoteltie (Ridderkerks)
30. schotel = scheutel (West Zeeuws Vlaams)
31. schotel = sj (Munsterbilzen - Minsters)
32. Schotel = Schötel (Liemers)
33. Schotel = Schuttel (zoetermeers)
34. schotel = schottul (Brakels (gld))
35. schotel = sjoeëtel (Genker)
36. schotel = talloor (Bevers)
37. schotel = pla (Kaprijks)
38. schotel = schurrel (Oldambsters)
39. Schotel = Schuttel (Ewijk (Euiwwiks))
40. schotel = schuttel (Poperings)
41. Schotel = Schottel (Putters)

1 vertalingen voor het dialectwoord `schotel`

1. schótel = eetbord (Venloos)