Voorbeelden

1. Der Überlauf geht auf.
   ... en de overlaat opent.
2. Das wäre dann durch die Mündungen, wo der Überlauf in den Fluss mündet.
   Dat zijn uitmondingen van het afvoersysteem, voor al het overtollige.
3. Und zum Bösen überlaufen?
   Omdat ik slecht kan worden?
4. Du meinst wirklich überlaufen.
   Je bedoelt overlopen.
5. Willst du etwa überlaufen?
   Wil je soms overlopen?
6. Die Dämme werden überlaufen.
   De dammen zullen worden overspoeld.
7. Jemand vom Covenant will überlaufen.
   Lemand van' t Covenant wil overlopen.
8. Ein Covenant-Mitglied will überlaufen.
   Een Covenant-agent wil overlopen.
9. Dieser russische Wissenschaftler wollte überlaufen.
   Die Russische wetenschapper wilde overlopen.
10. Und zu Death Watch überlaufen.
    En zich achter de Dodenwakers scharen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden