NL: willen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewild
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik wil jij wilt hij wil wij willen jullie willen zij willen Noot: `Jij wilt` of `Jij wil`? en `Hij wilt` of `Hij wil`?
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewild jij hebt gewild hij heeft gewild wij hebben gewild jullie hebben gewild zij hebben gewild
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik wilde jij wilde hij wilde wij wilden jullie wilden zij wilden Noot: wou en wou(d)en zijn beperkt tot de spreektaal
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewild jij had gewild hij had gewild wij hadden gewild jullie hadden gewild zij hadden gewild
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal willen jij zult willen hij zal willen wij zullen willen jullie zullen willen zij zullen willen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewild hebben jij zult gewild hebben hij zal gewild hebben wij zullen gewild hebben jullie zullen gewild hebben zij zullen gewild hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou willen jij zou willen hij zou willen wij zouden willen jullie zouden willen zij zouden willen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewild hebben jij zou gewild hebben hij zou gewild hebben wij zouden gewild hebben jullie zouden gewild hebben zij zouden gewild hebben
|
Gebiedende wijs |
wil
|
Aanvoegende wijs |
wille |