NL: sollen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesold
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sol jij solt hij solt wij sollen jullie sollen zij sollen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesold jij hebt gesold hij heeft gesold wij hebben gesold jullie hebben gesold zij hebben gesold
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik solde jij solde hij solde wij solden jullie solden zij solden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesold jij had gesold hij had gesold wij hadden gesold jullie hadden gesold zij hadden gesold
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sollen jij zult sollen hij zal sollen wij zullen sollen jullie zullen sollen zij zullen sollen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesold hebben jij zult gesold hebben hij zal gesold hebben wij zullen gesold hebben jullie zullen gesold hebben zij zullen gesold hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sollen jij zou sollen hij zou sollen wij zouden sollen jullie zouden sollen zij zouden sollen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesold hebben jij zou gesold hebben hij zou gesold hebben wij zouden gesold hebben jullie zouden gesold hebben zij zouden gesold hebben
|
| Gebiedende wijs |
sol
|
| Aanvoegende wijs |
| solle |