NL: misten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gemist
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik mist jij mist hij mist wij misten jullie misten zij misten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gemist jij hebt gemist hij heeft gemist wij hebben gemist jullie hebben gemist zij hebben gemist
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mistte jij mistte hij mistte wij mistten jullie mistten zij mistten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gemist jij had gemist hij had gemist wij hadden gemist jullie hadden gemist zij hadden gemist
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal misten jij zult misten hij zal misten wij zullen misten jullie zullen misten zij zullen misten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gemist hebben jij zult gemist hebben hij zal gemist hebben wij zullen gemist hebben jullie zullen gemist hebben zij zullen gemist hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou misten jij zou misten hij zou misten wij zouden misten jullie zouden misten zij zouden misten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gemist hebben jij zou gemist hebben hij zou gemist hebben wij zouden gemist hebben jullie zouden gemist hebben zij zouden gemist hebben
|
| Gebiedende wijs |
mist
|
| Aanvoegende wijs |
| miste |