Voorbeelden

1. Als hij rechterop moet, verstel dan het bed.
   If you want him more upright, adjust the bed.
2. Mijn man, Joe Harris. . . en ik doe wat verstel-werk.
   My husband, Joe Harris.
3. Ik moet deze nog verstellen.
   I gotta get this one to crafting.
4. Ja, Ik kan me dat verstellen.
   Yes, I imagine it is.
5. Ze probeert om gewoon af te komen van het japonnen verstellen.
   She 's just bunging on to get out of mending gowns.
6. En de moordenaar heeft op het knopje moeten drukken om de stoel te verstellen.
   And our killer would have to press the seat back button in order to move it.
7. Ik bedacht zolang ik met de gevolgen zit... ik je net zo goed kan laten verstellen.
   I figured as long as I suffered the consequences I may as well have you here mending.

Voorbeelden

1. Musst dich nicht verstell' n
   Jij hoeft niet te doen alsof
2. Verstellen Sie sich nicht.
   Je ergens naar gedragen.
3. Verstellen Männer sich nicht?
   Mannen kunnen ook veinzen.
4. Also verstellen wir uns.
   Dan gaan we vermomd.
5. Könnte Sie sich nur verstellen?
   Kan ze' t apparaat niet bedonderen?
6. Sie kann sich gut verstellen.
   Ze kan zich goed aanpassen.
7. Du kannst dich nicht verstellen.
   Je houdt mij niet voor de gek.
8. Du musst dich nicht verstellen.
   Je hoeft niet te verstoppen wie je bent.
9. Du musst dich nicht verstellen.
   Je hoeft niet te doen alsof.
10. Ich kann mich nicht verstellen.
    Ik kan niet doen alsof.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden