NL: verdienen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verdiend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verdien jij verdient hij verdient wij verdienen jullie verdienen zij verdienen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verdiend jij hebt verdiend hij heeft verdiend wij hebben verdiend jullie hebben verdiend zij hebben verdiend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verdiende jij verdiende hij verdiende wij verdienden jullie verdienden zij verdienden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verdiend jij had verdiend hij had verdiend wij hadden verdiend jullie hadden verdiend zij hadden verdiend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verdienen jij zult verdienen hij zal verdienen wij zullen verdienen jullie zullen verdienen zij zullen verdienen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verdiend hebben jij zult verdiend hebben hij zal verdiend hebben wij zullen verdiend hebben jullie zullen verdiend hebben zij zullen verdiend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verdienen jij zou verdienen hij zou verdienen wij zouden verdienen jullie zouden verdienen zij zouden verdienen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verdiend hebben jij zou verdiend hebben hij zou verdiend hebben wij zouden verdiend hebben jullie zouden verdiend hebben zij zouden verdiend hebben
|
| Gebiedende wijs |
verdien
|