Voorbeelden

1. Ik veracht mensen die mij verachten.
   I despise people who despise me.
2. Ik veracht ze en zij verachten mij.
   I loathe them and they loathe me.
3. Jij veracht haar.
   You despise Freddie Lounds.
4. Ik veracht bedelaars.
   I deplore beggars.
5. Ambitie wordt veracht.
   Ambition is scorned.
6. Als ik u veracht, dan veracht ik ook mezelf.
   If I despised you, I 'd be despising myself.
7. Je veracht je mannen.
   You despise your men.
8. Jouw vrouw veracht me.
   Your wife despises me.
9. Ik veracht dat ventje.
   I despise that dude.
10. Je veracht hen, h?
    You despise them, don 't you?

Voorbeelden

1. Sie verachten Jaffa.
   Je veracht Jaffa.
2. Nicht zu verachten.
   Voor wat het waard is.
3. Würde ich Sie verachten, würde ich mich selbst verachten.
   Als ik u veracht, dan veracht ik ook mezelf.
4. Wir verachten sie nicht.
   We verachten hen niet in Dorne.
5. Die meisten verachten sie.
   Velen verachten ze.
6. Die Ältesten verachten Davina.
   De Ouderen verachten Davina.
7. Sie verachten deine Familie.
   Ze verachten jouw familie.
8. Wir verachten unser eigenes Leben.
   We verachten ons eigen leven.
9. $ 40 sind nicht zu verachten.
   $ 40 hebben we niet genoeg aan.
10. Das ist nicht zu verachten.
    Dat is geen simpele behendigheid.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden