Voorbeelden

1. Je la trouve, je trouve Ralph.
   Als ik haar vind, vind ik ook Ralph.
2. Trouve un abri, trouve du bois
   Vind verzorging, vind wat hout.
3. On le trouve, on trouve Krokmou.
   Als we hem vinden, vinden we Toothless.
4. Trouve rapidement.
   Bedenk snel iets.
5. On trouve Saw, on trouve votre père.
   we vinden Saw, we vinden je vader.
6. Trouve du liquide, David, trouve le cash!
   Regel het geld, David. Regel het geld!
7. On trouve Selene, on trouve sa fille.
   Vind Selene, dan vinden we haar dochter.
8. On trouve la fête, on trouve Saito.
   Vinden we het feest, dan hebben we Saito.
9. Si on les trouve, on trouve Alexis.
   Vinden wij die mensen, vinden we Alexis.
10. On trouve le tatouage, on trouve Patterson.
    Als we de tatoeage vinden, vinden we Patterson.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden