1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. loosen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to loosen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
loosening

Present simple (ott)
I loosen
you loosen
he loosens
we loosen
you loosen
they loosen

Present perfect (vtt)
I have loosened
you have loosened
he has loosened
we have loosened
you have loosened
they have loosened

Past Simple (ovt)
I loosened
you loosened
he loosened
we loosened
you loosened
they loosened

Past perfect (vvt)
I had loosened
you had loosened
he had loosened
we had loosened
you had loosened
they had loosened

Present future (ottt)
I will loosen
you will loosen
he will loosen
we will loosen
you will loosen
they will loosen

Present future perfect (vttt)
I will have loosened
you will have loosened
he will have loosened
we will have loosened
you will have loosened
they will have loosened

Past future (ovtt)
I would loosen
you would loosen
he would loosen
we would loosen
you would loosen
they would loosen

Past future perfect (vvtt)
I would have loosened
you would have loosened
he would have loosened
we would have loosened
you would have loosened
they would have loosened


Voorbeelden

  1. Loosen his necktie!
    Maak zijn das los.
  2. loosen by pressing
    losdrukken
  3. Impossible to loosen.
    Onmogelijk los te maken.
  4. Loosen up, Taylor.
    Wordt wat losser, Taylor.
  5. Doctor, loosen up.
    Dokter, ontspan toch.
  6. Loosen that grip.
    Die grip losmaken.
  7. Loosen your trousers.
    Je broek losmaken.
  8. Come on, loosen up.
    Kom op, ontspannen.
  9. Come on, loosen up.
    Kom op, ontspan je.
  10. Now loosen your grip.
    En nu een beetje ontspannen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try