Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: kramen
NL: kramen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekraamd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kraam
jij kraamt
hij kraamt
wij kramen
jullie kramen
zij kramen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekraamd
jij hebt gekraamd
hij heeft gekraamd
wij hebben gekraamd
jullie hebben gekraamd
zij hebben gekraamd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kraamde
jij kraamde
hij kraamde
wij kraamden
jullie kraamden
zij kraamden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekraamd
jij had gekraamd
hij had gekraamd
wij hadden gekraamd
jullie hadden gekraamd
zij hadden gekraamd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal kramen
jij zult kramen
hij zal kramen
wij zullen kramen
jullie zullen kramen
zij zullen kramen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekraamd hebben
jij zult gekraamd hebben
hij zal gekraamd hebben
wij zullen gekraamd hebben
jullie zullen gekraamd hebben
zij zullen gekraamd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou kramen
jij zou kramen
hij zou kramen
wij zouden kramen
jullie zouden kramen
zij zouden kramen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekraamd hebben
jij zou gekraamd hebben
hij zou gekraamd hebben
wij zouden gekraamd hebben
jullie zouden gekraamd hebben
zij zouden gekraamd hebben

Gebiedende wijs
kraam

Aanvoegende wijs
krame

Voorbeelden

  1. En jouw kraam dan?
    What about your stall?
  2. Dit is zijn kraam.
    This is his stall.
  3. Ik kraam onzin uit.
    I 'm not making any sense.
  4. Waar is hun kraam?
    Where 's their stall?
  5. Welke slager, welke kraam?
    Which butcher, which stall?
  6. Jij saboteerde mijn kraam.
    You sabotaged my booth.
  7. Kraam niet zoveel onzin uit.
    Don 't talk rubbish.
  8. M' n kraam is weg.
    The stand 's gone.
  9. Kraam nog maar wat onzin uit.
    Give them some famous Ryan Atwood double talk.
  10. We staan er met onze kraam.
    We 'll have a booth there...


DE: kramen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gekramt
kramend

Indikativ Präsens
ich krame
du kramst
er kramt
wir kramen
ihr kramt
sie; Sie kramen

Indikativ Perfekt
ich habe gekramt
du hast gekramt
er hat gekramt
wir haben gekramt
ihr habt gekramt
sie; Sie haben gekramt

Indikativ Präteritum
ich kramte
du kramtest
er kramte
wir kramten
ihr kramtet
sie; Sie kramten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gekramt
du hattest gekramt
er hatte gekramt
wir hatten gekramt
ihr hattet gekramt
sie; Sie hatten gekramt

Indikativ Futur I
ich werde kramen
du wirst kramen
er wird kramen
wir werden kramen
ihr werdet kramen
sie; Sie werden kramen

Indikativ Futur II
ich werde gekramt haben
du wirst gekramt haben
er wird gekramt haben
wir werden gekramt haben
ihr werdet gekramt haben
sie; Sie werden gekramt haben

Konjunktiv I Präsens
ich krame
du kramest
er krame
wir kramen
ihr kramet
sie; Sie kramen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gekramt
du habest gekramt
er habe gekramt
wir haben gekramt
ihr habet gekramt
sie; Sie haben gekramt

Konjunktiv II Präsens
ich kramte
du kramtest
er kramte
wir kramten
ihr kramtet
sie; Sie kramten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gekramt
du hättest gekramt
er hätte gekramt
wir hätten gekramt
ihr hättet gekramt
sie; Sie hätten gekramt

Konjunktiv II Futur I
ich würde kramen
du würdest kramen
er würde kramen
wir würden kramen
ihr würdet kramen
sie; Sie würden kramen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gekramt haben
du würdest gekramt haben
er würde gekramt haben
wir würden gekramt haben
ihr würdet gekramt haben
sie; Sie würden gekramt haben

der Imperativ
du krame


Voorbeelden

  1. Unerheblicher Kram.
    Irrelevante details.
  2. Irgendwelchen Kram.
    Gewoon wat spullen.
  3. Bürgermeister-Kram?
    Burgemeestersdingen.
  4. Hochwertiger Kram.
    Het betere soort.
  5. Pack deinen Kram.
    Pak je rotzooi bijeen.
  6. Typischer Besetzungscouch-Kram.
    Typische auditie dingen.
  7. Überfürsorglicher Vater-Kram.
    De overbeschermende vader.
  8. Probiert russischen Kram.
    Probeer iets Russisch.
  9. Verkauf den Kram.
    Verkopen die handel.
  10. Totaler Hippie-Kram.
    Van dat echte hippie-gelul.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden