Voorbeelden

1. Die Schadensmeldungen häufen sich.
   Er raken steeds meer mensen gewond.
2. Deine Lügen häufen sich an.
   Je leugens blijven zich maar opstapelen.
3. Wir häufen Schulden über Schulden an.
   We stapelen schuld op schuld.
4. Im Netz häufen sich die Chatter.
   Er komen geruchten op het internet.
5. Sie häufen eine stattliche Menge Leichen an.
   Er zijn nogal een aantal doden gevallen.
6. Häufen unglaubliche Macht zu ihrem eigenen Vergnügen an.
   Ze verzamelden ongelofelijke macht voor hun eigen amusement.
7. Die häufen sich bei uns in letzter Zeit.
   Daar hebben we de laatste tijd last van.
8. Sie häufen sich an unseren Grenzen sogar jetzt.
   Ze staan zelfs nu aan onze grenzen.
9. Schüsse jede Nacht, offene Mordfälle häufen sich vor unserer Haustür.
   elke nacht pistoolschoten, open moordzaken stapelen zich op bij de voordeur.
10. Was gut für Sie ist, denn es häufen sich die Fragen in Bezug auf diesen Cole.
    Dat is mooi, want we hebben wat vragen voor je over die Cole.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden