Voorbeelden

1. I want that you some will equip days.
   Ik wil dat je enkele dagen gaat uitrusten.
2. Georgiana, equip yourself with patience, fortitude and resignation.
   Georgiana, voorzie je van geduld, kracht en vastberadenheid.
3. And you would equip an army with it.
   Jij zou er een leger van uitrusten.
4. I told the Council to equip these shuttles properly.
   Ik zei dat de Raad deze shuttles goed moest uitrusten.
5. I thought I might equip myself with it for tomorrow.
   Ik dacht dat ik mezelf er misschien mee zou uitrusten voor morgen.
6. for my baseball team. We wanna buy new uniforms and equip--
   voor m'n honkbalteam. We willen nieuwe uniformen en materi...
7. We equip an Eagle to monitor magnetic levels and do it by remote-control.
   We rusten een Adelaar uit om de magne - tische velden te bekijken via een gamepad.
8. And at such a cost that we 'd be unable to equip our armies.
   En tegen zulke hoge kosten dat we onze legers niet kunnen bewapenen.
9. If you equip, tvs look at or whatever, wants I that you purse your lips.
   Als u uitrust, tv kijkt of wat dan ook, wil ik dat u uw lippen tuit.
10. So you need to go back into town and equip yourselves properly before you continue.
    Dus je moet naar terug naar de stad en jezelf behoorlijk uitrusten voor je verder gaat.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden