Voorbeelden

1. Did you enchant it?
   Heb je het betoverd? Nee...
2. Prima donna, enchant us once again!
   Prima donna, bekoor ons nogmaals.
3. Enchant the object of my desire.
   betover het door mij gewenste object.
4. Oh, how you will enchant the angels.
   O, de engelen zullen verrukt zijn.
5. If they would enchant, I was not against the ancients.
   Als ze mij zou willen betoveren, zou ik haar niet tegenouden.
6. There 's more than one way to enchant a man.
   Er zijn meerdere manieren om een man te betoveren.
7. I believe you planted it in Arthur 's chambers to enchant him.
   Want volgens mij heb jij het in Arthurs kamer gelegd om hem te betoveren.
8. Can you enchant me with a list of boat owners in Jacksonville?
   Kun je mij een lijst van boot eigenaren in Jacksonville onthullen?
9. Oh, the trick to this one is that you enchant your lips.
   Oh, de truc van deze is dat je je lippen betovert.
10. You know, I 'll just have to think of another way to enchant you.
    Weet je, zal ik gewoon te denken aan een andere manier om je te betoveren.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden