Vertalingen enchant EN>NL
1 to delight: “I was enchanted by the children's concert.”betoveren2 to put a magic spell on: “A wizard had enchanted her.”betoverenen'chanted (Bijvoeglijk naamwoord): “an enchanted castle.”betoverden'chanter (Zelfstandig naamwoord)a person who enchants.tovenaaren'chantment (Zelfstandig naamwoord)1 the act of enchanting or state of being enchanted: “a look of enchantment on the children's faces.”betovering2 a magic spell.betovering3 charm; attraction: “the enchantment (s) of a big city.”charme© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to enchant | bekoren (ww.) ; bevallen (ww.) ; blij maken (ww.) ; boeien (ww.) ; fascineren (ww.) ; in verrukking brengen (ww.) ; intrigeren (ww.) ; plezieren (ww.) ; verblijden (ww.) ; verheugd (ww.) ; verrukken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `enchant`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: allure