Voorbeelden

1. Der wird sich einfügen.
   Hij zal het goed doen.
2. Er konnte sich offensichtlich nicht einfügen.
   Hij was echt' n buitenbeentje.
3. Dich mehr in die Gemeinschaft einfügen.
   Meer mengen met de samenleving.
4. Die sollten Sie in die Rede einfügen.
   Die kun je erin opnemen.
5. Dann werden wir uns einfach einfügen müssen.
   We moeten ons aan de omgeving aanpassen.
6. Ich kann mich doch ganz offenbar nicht einfügen.
   Ik pas er duidelijk niet tussen.
7. Vielleicht wollen sie sich wieder in die Gesellschaft einfügen.
   Na een eeuw zwerven willen ze misschien thuiskomen.
8. Ich werde deine Köpfe wieder in die Familienfotos einfügen.
   Ik ga je gezicht weer terugplakken op onze foto' s
9. Sweigarts eMails, welche ich noch von Hand ausschneiden und einfügen muss.
   De e-mails van Sweigart. Ik moet ze nog manueel kopiëren en plakken.
10. Und zweitens, wenn wir etwas erfahren wollen, dann müssen wir uns einfügen.
    En ten tweede, als we iets willen leren, moeten we integreren.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden