Voorbeelden

1. Konnten Sie sie datieren?
   Kun je ze dateren?
2. Sie datieren zurück bis zum Tod Christi.
   Ze gaan terug tot de dood van Christus.
3. Kannst du diese Knochen nun datieren? Ja und nein.
   Kun je deze botten nou dateren of niet?
4. Die Grundfesten datieren zurück bis zur Zeit der Barone.
   De fundering is uit de tijd van de baronnen.
5. Sie datieren vom Sommer 1957 bis zum frühen Winter 1958.
   Ze zijn gedateerd van de zomer van 1957 tot begin winter 1958.
6. Herr Fignon, ich hab da eine Szene, die ich nicht datieren kann.
   Sorry, meneer Fignon, ik heb beelden van u zonder datum.
7. Die Logbücher datieren das erstmalige Erscheinen der fremden Gene auf Sternzeit 50698.
   Het blijkt dat de vreemde genen voor' t eerst voorkomen op sterrendatum 50698.
8. Beide datieren auf etwa 3200 v Chr und sind damit älter als Stonehenge in England und die Pyramiden von Gizeh in Ägypten
   Beide zijn gebouwd rond 3200 voor Christus, dus ze zijn ouder dan Stonehenge in Engeland en de piramides van Gizeh in Egypte

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden