Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: bekennen
NL: bekennen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bekend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beken
jij bekent
hij bekent
wij bekennen
jullie bekennen
zij bekennen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bekend
jij hebt bekend
hij heeft bekend
wij hebben bekend
jullie hebben bekend
zij hebben bekend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bekende
jij bekende
hij bekende
wij bekenden
jullie bekenden
zij bekenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bekend
jij had bekend
hij had bekend
wij hadden bekend
jullie hadden bekend
zij hadden bekend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bekennen
jij zult bekennen
hij zal bekennen
wij zullen bekennen
jullie zullen bekennen
zij zullen bekennen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bekend hebben
jij zult bekend hebben
hij zal bekend hebben
wij zullen bekend hebben
jullie zullen bekend hebben
zij zullen bekend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bekennen
jij zou bekennen
hij zou bekennen
wij zouden bekennen
jullie zouden bekennen
zij zouden bekennen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bekend hebben
jij zou bekend hebben
hij zou bekend hebben
wij zouden bekend hebben
jullie zouden bekend hebben
zij zouden bekend hebben

Gebiedende wijs
beken

Aanvoegende wijs
bekenne

Voorbeelden

  1. Ik beken!
    I confess!
  2. Beken je misdaden.
    Confess your crimes
  3. Majesteit, ik beken.
    Your Majesty, I confess.
  4. Beken nou maar schuld.
    Change the plea to guilty.
  5. Waarom beken je dan?
    Then why admit to it?
  6. Beken de rest, Kevin!
    Confess the rest, Kevin!
  7. Beken u moedwillige eigenzinnigheid.
    Confess your wanton waywardness.
  8. Beken jij zo gemakkelijk?
    You 're just gonna give it up like that?
  9. Waarom beken jij niet?
    Why don 't you confess?
  10. Als ik eens beken?
    What if I confessed?


DE: bekennen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
bekannt
bekennend

Indikativ Präsens
ich bekenne
du bekennst
er bekennt
wir bekennen
ihr bekennt
sie; Sie bekennen

Indikativ Perfekt
ich habe bekannt
du hast bekannt
er hat bekannt
wir haben bekannt
ihr habt bekannt
sie; Sie haben bekannt

Indikativ Präteritum
ich bekannte
du bekanntest
er bekannte
wir bekannten
ihr bekanntet
sie; Sie bekannten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte bekannt
du hattest bekannt
er hatte bekannt
wir hatten bekannt
ihr hattet bekannt
sie; Sie hatten bekannt

Indikativ Futur I
ich werde bekennen
du wirst bekennen
er wird bekennen
wir werden bekennen
ihr werdet bekennen
sie; Sie werden bekennen

Indikativ Futur II
ich werde bekannt haben
du wirst bekannt haben
er wird bekannt haben
wir werden bekannt haben
ihr werdet bekannt haben
sie; Sie werden bekannt haben

Konjunktiv I Präsens
ich bekenne
du bekennest
er bekenne
wir bekennen
ihr bekennet
sie; Sie bekennen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe bekannt
du habest bekannt
er habe bekannt
wir haben bekannt
ihr habet bekannt
sie; Sie haben bekannt

Konjunktiv II Präsens
ich bekennte
du bekenntest
er bekennte
wir bekennten
ihr bekenntet
sie; Sie bekennten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte bekannt
du hättest bekannt
er hätte bekannt
wir hätten bekannt
ihr hättet bekannt
sie; Sie hätten bekannt

Konjunktiv II Futur I
ich würde bekennen
du würdest bekennen
er würde bekennen
wir würden bekennen
ihr würdet bekennen
sie; Sie würden bekennen

Konjunktiv II Futur II
ich würde bekannt haben
du würdest bekannt haben
er würde bekannt haben
wir würden bekannt haben
ihr würdet bekannt haben
sie; Sie würden bekannt haben

der Imperativ
du bekenne


Voorbeelden

  1. Dich schuldig bekennen?
    Dat je schuldig pleit?
  2. Bekennen Sie sich schuldig?
    Hoe luidt de aanklacht?
  3. Ich muss etwas bekennen.
    Ik moet iets bekennen.
  4. Wie bekennen Sie sich?
    Bent u schuldig of onschuldig?
  5. Atheisten bekennen jetzt auch?
    Worden die ook al overtuigd?
  6. Sich schuldig zu bekennen.
    Dat ze schuld heeft bekend.
  7. Ich muss Farbe bekennen.
    Ik moet voor mezelf opkomen.
  8. Ich soll mich schuldig bekennen.
    Ze willen alleen graag dat ik beken.
  9. Du musst dich schuldig bekennen.
    Je zult schuld moeten bekennen.
  10. Ich soll mich schuldig bekennen?
    Willen ze dat ik schuld beken?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden