Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: begrenzen
NL: begrenzen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
begrensd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik begrens
jij begrenst
hij begrenst
wij begrenzen
jullie begrenzen
zij begrenzen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb begrensd
jij hebt begrensd
hij heeft begrensd
wij hebben begrensd
jullie hebben begrensd
zij hebben begrensd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik begrensde
jij begrensde
hij begrensde
wij begrensden
jullie begrensden
zij begrensden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had begrensd
jij had begrensd
hij had begrensd
wij hadden begrensd
jullie hadden begrensd
zij hadden begrensd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal begrenzen
jij zult begrenzen
hij zal begrenzen
wij zullen begrenzen
jullie zullen begrenzen
zij zullen begrenzen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal begrensd hebben
jij zult begrensd hebben
hij zal begrensd hebben
wij zullen begrensd hebben
jullie zullen begrensd hebben
zij zullen begrensd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou begrenzen
jij zou begrenzen
hij zou begrenzen
wij zouden begrenzen
jullie zouden begrenzen
zij zouden begrenzen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou begrensd hebben
jij zou begrensd hebben
hij zou begrensd hebben
wij zouden begrensd hebben
jullie zouden begrensd hebben
zij zouden begrensd hebben

Gebiedende wijs
begrens

Aanvoegende wijs
begrenze

Voorbeelden

  1. Oprukken naar de basislijn, en begrens de Overwatch op mijn teken.
    Advance to baseline, crusher and bounding overwatch on my mark.
  2. Ik moet de alibi' s kunnen begrenzen...
    I need to be able to limit any alibi...


DE: begrenzen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
begrenzt
begrenzend

Indikativ Präsens
ich begrenze
du begrenzt
er begrenzt
wir begrenzen
ihr begrenzt
sie; Sie begrenzen

Indikativ Perfekt
ich habe begrenzt
du hast begrenzt
er hat begrenzt
wir haben begrenzt
ihr habt begrenzt
sie; Sie haben begrenzt

Indikativ Präteritum
ich begrenzte
du begrenztest
er begrenzte
wir begrenzten
ihr begrenztet
sie; Sie begrenzten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte begrenzt
du hattest begrenzt
er hatte begrenzt
wir hatten begrenzt
ihr hattet begrenzt
sie; Sie hatten begrenzt

Indikativ Futur I
ich werde begrenzen
du wirst begrenzen
er wird begrenzen
wir werden begrenzen
ihr werdet begrenzen
sie; Sie werden begrenzen

Indikativ Futur II
ich werde begrenzt haben
du wirst begrenzt haben
er wird begrenzt haben
wir werden begrenzt haben
ihr werdet begrenzt haben
sie; Sie werden begrenzt haben

Konjunktiv I Präsens
ich begrenze
du begrenzest
er begrenze
wir begrenzen
ihr begrenzet
sie; Sie begrenzen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe begrenzt
du habest begrenzt
er habe begrenzt
wir haben begrenzt
ihr habet begrenzt
sie; Sie haben begrenzt

Konjunktiv II Präsens
ich begrenzte
du begrenztest
er begrenzte
wir begrenzten
ihr begrenztet
sie; Sie begrenzten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte begrenzt
du hättest begrenzt
er hätte begrenzt
wir hätten begrenzt
ihr hättet begrenzt
sie; Sie hätten begrenzt

Konjunktiv II Futur I
ich würde begrenzen
du würdest begrenzen
er würde begrenzen
wir würden begrenzen
ihr würdet begrenzen
sie; Sie würden begrenzen

Konjunktiv II Futur II
ich würde begrenzt haben
du würdest begrenzt haben
er würde begrenzt haben
wir würden begrenzt haben
ihr würdet begrenzt haben
sie; Sie würden begrenzt haben

der Imperativ
du begrenze


Voorbeelden

  1. Begrenz es auf weniger als 8.000 Möglichkeiten.
    Perk het in tot minder dan 8.000 mogelijkheden.
  2. Ziel auf Maschinen begrenzen.
    Richt op aandrijving en schilden.
  3. Um die Hilfsmaßnahmen zu begrenzen.
    Ze proberen ziekenhuizen te sluiten.
  4. Meinetwegen. Begrenzen Sie ihren Zugang.
    Goed, beperk hun toegang.
  5. Wir müssen den Schaden begrenzen.
    Dus we moeten de schade beperken.
  6. Das würde die Suche begrenzen.
    Dat vereenvoudigt de zaak.
  7. Wir werden den Schaden begrenzen.
    Om je verlies op te vangen.
  8. Begrenzen Sie den Bandfilter noch mehr.
    Vernauw het filter nog verder.
  9. Der Gouverneur will die Anleihen begrenzen.
    De gouverneur beperkt obligatieverkoop.
  10. Wir müssen dieses Problem begrenzen. Sonst...
    We moeten het probleem indammen, want anders...

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden