Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: beginnen
NL: beginnen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
begonnen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik begin
jij begint
hij begint
wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben begonnen
jij bent begonnen
hij is begonnen
wij zijn begonnen
jullie zijn begonnen
zij zijn begonnen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik begon
jij begon
hij begon
wij begonnen
jullie begonnen
zij begonnen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was begonnen
jij was begonnen
hij was begonnen
wij waren begonnen
jullie waren begonnen
zij waren begonnen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beginnen
jij zult beginnen
hij zal beginnen
wij zullen beginnen
jullie zullen beginnen
zij zullen beginnen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal begonnen zijn
jij zult begonnen zijn
hij zal begonnen zijn
wij zullen begonnen zijn
jullie zullen begonnen zijn
zij zullen begonnen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beginnen
jij zou beginnen
hij zou beginnen
wij zouden beginnen
jullie zouden beginnen
zij zouden beginnen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou begonnen zijn
jij zou begonnen zijn
hij zou begonnen zijn
wij zouden begonnen zijn
jullie zouden begonnen zijn
zij zouden begonnen zijn

Gebiedende wijs
begin

Aanvoegende wijs
beginne

Voorbeelden

  1. Hup, beginnen maar, begin, begin...
    Go on, start, Abi. Go on.
  2. Beginnen bij het begin.
    Take it from the top again.
  3. Bij' t begin beginnen.
    First things first.
  4. Beginnen bij het begin.
    Uh... first things first.
  5. Beginnen met het begin.
    Start at the beginning.
  6. We beginnen bij het begin.
    Let 's try the basics.
  7. We beginnen bij het begin.
    Let me get down to brass tacks.
  8. We beginnen bij het begin.
    We 'll start at the beginning.
  9. We beginnen bij het begin.
    Let 's start from the beginning.
  10. We beginnen bij het begin.
    Then let 's start at the beginning.


DE: beginnen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
begonnen
beginnend

Indikativ Präsens
ich beginne
du beginnst
er beginnt
wir beginnen
ihr beginnt
sie; Sie beginnen

Indikativ Perfekt
ich habe begonnen
du hast begonnen
er hat begonnen
wir haben begonnen
ihr habt begonnen
sie; Sie haben begonnen

Indikativ Präteritum
ich begann
du begannst
er begann
wir begannen
ihr begannt
sie; Sie begannen

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte begonnen
du hattest begonnen
er hatte begonnen
wir hatten begonnen
ihr hattet begonnen
sie; Sie hatten begonnen

Indikativ Futur I
ich werde beginnen
du wirst beginnen
er wird beginnen
wir werden beginnen
ihr werdet beginnen
sie; Sie werden beginnen

Indikativ Futur II
ich werde begonnen haben
du wirst begonnen haben
er wird begonnen haben
wir werden begonnen haben
ihr werdet begonnen haben
sie; Sie werden begonnen haben

Konjunktiv I Präsens
ich beginne
du beginnest
er beginne
wir beginnen
ihr beginnet
sie; Sie beginnen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe begonnen
du habest begonnen
er habe begonnen
wir haben begonnen
ihr habet begonnen
sie; Sie haben begonnen

Konjunktiv II Präsens
ich begänne
du begännest
er begänne
wir begännen
ihr begännet
sie; Sie begännen

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte begonnen
du hättest begonnen
er hätte begonnen
wir hätten begonnen
ihr hättet begonnen
sie; Sie hätten begonnen

Konjunktiv II Futur I
ich würde beginnen
du würdest beginnen
er würde beginnen
wir würden beginnen
ihr würdet beginnen
sie; Sie würden beginnen

Konjunktiv II Futur II
ich würde begonnen haben
du würdest begonnen haben
er würde begonnen haben
wir würden begonnen haben
ihr würdet begonnen haben
sie; Sie würden begonnen haben

der Imperativ
du beginne; beginn


Voorbeelden

  1. Beginn des Angriffsflugs.
    Ik zet nu de aanvalsduikvlucht in.
  2. Beginn der Atmosphärenprüfung.
    Begin' n atmosferisch onderzoek.
  3. Beginn mit Liebe.
    Begin met liefde.
  4. Beginn des Herunterladens.
    Downloaden begint.
  5. Beginn der Wiedergutmachung.
    Het eerste stuk van de verlossing.
  6. Beginn die Vorzündsequenz.
    Begin maar met opstarten.
  7. Zu Beginn schlecht.
    In het begin afstandelijk.
  8. Beginn mit Interpol.
    Begin met Interpol.
  9. Zu Beginn der Saison?
    Het seizoen begint net.
  10. Beginn bei zehn Prozent.
    Begin met een 10 % lading!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden