Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: bedienen
NL: bedienen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bediend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bedien
jij bedient
hij bedient
wij bedienen
jullie bedienen
zij bedienen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bediend
jij hebt bediend
hij heeft bediend
wij hebben bediend
jullie hebben bediend
zij hebben bediend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bediende
jij bediende
hij bediende
wij bedienden
jullie bedienden
zij bedienden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bediend
jij had bediend
hij had bediend
wij hadden bediend
jullie hadden bediend
zij hadden bediend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bedienen
jij zult bedienen
hij zal bedienen
wij zullen bedienen
jullie zullen bedienen
zij zullen bedienen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bediend hebben
jij zult bediend hebben
hij zal bediend hebben
wij zullen bediend hebben
jullie zullen bediend hebben
zij zullen bediend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bedienen
jij zou bedienen
hij zou bedienen
wij zouden bedienen
jullie zouden bedienen
zij zouden bedienen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bediend hebben
jij zou bediend hebben
hij zou bediend hebben
wij zouden bediend hebben
jullie zouden bediend hebben
zij zouden bediend hebben

Gebiedende wijs
bedien

Aanvoegende wijs
bediene

Voorbeelden

  1. Bedien u.
    Help yourself.
  2. Bedien uzelf, meneer.
    Help yourself, sir.
  3. Bedien de klanten.
    Serve the customers.
  4. Bedien uw klanten.
    Control your clientele.
  5. Alstublieft, bedien jezelf.
    Ashe. Please help yourselves.
  6. Ik bedien de computer.
    I 'll be keying the computer.
  7. Ik bedien hen wel.
    I 'll take care of them.
  8. Ik bedien mezelf wel.
    I 'll serve myself.
  9. Bedien alleen de gashendel.
    Don 't run anything but the throttle.
  10. ik bedien dit district.
    I serve this district.


DE: bedienen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
bedient
bedienend

Indikativ Präsens
ich bediene
du bedienst
er bedient
wir bedienen
ihr bedient
sie; Sie bedienen

Indikativ Perfekt
ich habe bedient
du hast bedient
er hat bedient
wir haben bedient
ihr habt bedient
sie; Sie haben bedient

Indikativ Präteritum
ich bediente
du bedientest
er bediente
wir bedienten
ihr bedientet
sie; Sie bedienten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte bedient
du hattest bedient
er hatte bedient
wir hatten bedient
ihr hattet bedient
sie; Sie hatten bedient

Indikativ Futur I
ich werde bedienen
du wirst bedienen
er wird bedienen
wir werden bedienen
ihr werdet bedienen
sie; Sie werden bedienen

Indikativ Futur II
ich werde bedient haben
du wirst bedient haben
er wird bedient haben
wir werden bedient haben
ihr werdet bedient haben
sie; Sie werden bedient haben

Konjunktiv I Präsens
ich bediene
du bedienest
er bediene
wir bedienen
ihr bedienet
sie; Sie bedienen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe bedient
du habest bedient
er habe bedient
wir haben bedient
ihr habet bedient
sie; Sie haben bedient

Konjunktiv II Präsens
ich bediente
du bedientest
er bediente
wir bedienten
ihr bedientet
sie; Sie bedienten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte bedient
du hättest bedient
er hätte bedient
wir hätten bedient
ihr hättet bedient
sie; Sie hätten bedient

Konjunktiv II Futur I
ich würde bedienen
du würdest bedienen
er würde bedienen
wir würden bedienen
ihr würdet bedienen
sie; Sie würden bedienen

Konjunktiv II Futur II
ich würde bedient haben
du würdest bedient haben
er würde bedient haben
wir würden bedient haben
ihr würdet bedient haben
sie; Sie würden bedient haben

der Imperativ
du bediene


Voorbeelden

  1. Bedien dich, Shrek.
    Ga ervoor, Shrek.
  2. Also bedien dich.
    Pak hem dus maar.
  3. Bedien dich, Bruder.
    Ga er op af, broer.
  4. Nein, bedien' dich.
    Nee, help jezelf.
  5. Klar. Bedien dich.
    Natuurlijk, pak het maar.
  6. Bedien dich, Schätzchen.
    Neem zelf maar, liefje.
  7. Aber bedien dich.
    Pak maar wat je wil.
  8. Klar, bedien dich.
    Tuurlijk, ga je gang.
  9. Ich bedien die Nachfrage.
    Ik voorzie in een behoefte.
  10. Na schön, Winzling, bedien dich.
    Oké, kleine, ga je gang.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden