Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: zwetsen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gezwetst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zwets
jij zwetst
hij zwetst
wij zwetsen
jullie zwetsen
zij zwetsen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gezwetst
jij hebt gezwetst
hij heeft gezwetst
wij hebben gezwetst
jullie hebben gezwetst
zij hebben gezwetst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zwetste
jij zwetste
hij zwetste
wij zwetsten
jullie zwetsten
zij zwetsten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gezwetst
jij had gezwetst
hij had gezwetst
wij hadden gezwetst
jullie hadden gezwetst
zij hadden gezwetst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal zwetsen
jij zult zwetsen
hij zal zwetsen
wij zullen zwetsen
jullie zullen zwetsen
zij zullen zwetsen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gezwetst hebben
jij zult gezwetst hebben
hij zal gezwetst hebben
wij zullen gezwetst hebben
jullie zullen gezwetst hebben
zij zullen gezwetst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou zwetsen
jij zou zwetsen
hij zou zwetsen
wij zouden zwetsen
jullie zouden zwetsen
zij zouden zwetsen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gezwetst hebben
jij zou gezwetst hebben
hij zou gezwetst hebben
wij zouden gezwetst hebben
jullie zouden gezwetst hebben
zij zouden gezwetst hebben

Gebiedende wijs
zwets

Aanvoegende wijs
zwetse

Voorbeelden

  1. Wat zwets je nou?
    What are you talking about?
  2. Waar zwets je over?
    What are you raving on about?
  3. Ik zit te zwetsen.
    I 'm not making any sense.
  4. Jullie zwetsen maar wat.
    You guys are so full of prunes!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden