NL: zwartepieten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gezwartepiet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik zwartepiet jij zwartepiet hij zwartepiet wij zwartepieten jullie zwartepieten zij zwartepieten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gezwartepiet jij hebt gezwartepiet hij heeft gezwartepiet wij hebben gezwartepiet jullie hebben gezwartepiet zij hebben gezwartepiet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik zwartepiette jij zwartepiette hij zwartepiette wij zwartepietten jullie zwartepietten zij zwartepietten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gezwartepiet jij had gezwartepiet hij had gezwartepiet wij hadden gezwartepiet jullie hadden gezwartepiet zij hadden gezwartepiet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal zwartepieten jij zult zwartepieten hij zal zwartepieten wij zullen zwartepieten jullie zullen zwartepieten zij zullen zwartepieten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gezwartepiet hebben jij zult gezwartepiet hebben hij zal gezwartepiet hebben wij zullen gezwartepiet hebben jullie zullen gezwartepiet hebben zij zullen gezwartepiet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou zwartepieten jij zou zwartepieten hij zou zwartepieten wij zouden zwartepieten jullie zouden zwartepieten zij zouden zwartepieten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gezwartepiet hebben jij zou gezwartepiet hebben hij zou gezwartepiet hebben wij zouden gezwartepiet hebben jullie zouden gezwartepiet hebben zij zouden gezwartepiet hebben
|
| Gebiedende wijs |
zwartepiet
|
| Aanvoegende wijs |
| zwartepiete |