Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: zwanzen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gezwansd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zwans
jij zwanst
hij zwanst
wij zwanzen
jullie zwanzen
zij zwanzen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gezwansd
jij hebt gezwansd
hij heeft gezwansd
wij hebben gezwansd
jullie hebben gezwansd
zij hebben gezwansd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zwansde
jij zwansde
hij zwansde
wij zwansden
jullie zwansden
zij zwansden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gezwansd
jij had gezwansd
hij had gezwansd
wij hadden gezwansd
jullie hadden gezwansd
zij hadden gezwansd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal zwanzen
jij zult zwanzen
hij zal zwanzen
wij zullen zwanzen
jullie zullen zwanzen
zij zullen zwanzen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gezwansd hebben
jij zult gezwansd hebben
hij zal gezwansd hebben
wij zullen gezwansd hebben
jullie zullen gezwansd hebben
zij zullen gezwansd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou zwanzen
jij zou zwanzen
hij zou zwanzen
wij zouden zwanzen
jullie zouden zwanzen
zij zouden zwanzen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gezwansd hebben
jij zou gezwansd hebben
hij zou gezwansd hebben
wij zouden gezwansd hebben
jullie zouden gezwansd hebben
zij zouden gezwansd hebben

Gebiedende wijs
zwans

Aanvoegende wijs
zwanze

Voorbeelden

  1. Nee, ik zwans maar met je.
    No, I 'm just messing with you.
  2. Hij is aan het zwanzen.
    He 's full of it.
  3. Ik ben aan het zwanzen, joh.
    I 'm pulling your leg, hoss.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden