Voorbeelden

1. Man könnte die Transformatoren zusammenschließen.
   Je kan de transformers verbinden met elkaar.
2. Aber wir könnten Tricorder zusammenschließen.
   We kunnen wat tricorders koppelen.
3. Ich könnte damit unsere zwei Generatoren zusammenschließen.
   Om de twee generatoren met elkaar te integreren.
4. Die werden sich zusammenschließen und Sie hängen.
   Zij zullen er gezamenlijk op toezien dat je wordt opgehangen.
5. Die Völker auf unserem Planeten müssen sich zusammenschließen.
   De volkeren van onze planeet moeten zich verenigen.
6. Wir Römer sollten unsere Differenzen vergessen und uns zusammenschließen.
   Romeinen vergeten hun verschillen en zijn één.
7. Jetzt werden sie sich gegen ihren gemeinsamen Feind zusammenschließen.
   Nu zullen ze zich binden tegen hun gemeenschappelijke vijand.
8. Wir sollen uns mit Jaffa - und Tok' ra-Schiffen zusammenschließen.
   We moeten zoveel mogelijk Jaffa - en Tok' ra-schepen charteren.
9. Aber sie darf sich nicht mit den Truppen des Erdenreichs zusammenschließen.
   Ze mag zich niet aansluiten bij de aardbewoners.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden