Voorbeelden

1. Wir müssen zur Brücke zurückfinden.
   We moeten de brug vinden.
2. Sonst könnte ich nicht zurückfinden.
   Anders weet ik niet hoe ik terug moet.
3. Racetrack muss allein zur Basis zurückfinden.
   Racetrack moet zelf haar weg terug vinden naar de basis.
4. Wie soll man im Dunkeln zurückfinden?
   Hoe vind je nou een uitweg in' t donker?
5. Lass ihn sich in die Gemeinschaft zurückfinden.
   Laat hem rustig wennen aan de echte wereld.
6. Wie du zu dem Leben zurückfinden kannst.
   Hoe je naar dat leven kunt terugkeren.
7. Solltest Du zurÜckfinden bring uns einen Stein mit.
   Mocht je de weg terugvinden breng dan een steen mee.
8. Dass sie ins Leben zurückfinden und halbwegs interessante Menschen werden.
   Met misschien een echt leven als semi-interessante mensen.
9. Anklagepunkte aus der alten Drogenzeit könnten wieder ins System zurückfinden.
   Aanklachten voor drugsbezit kunnen weer opgegraven worden.
10. Wenn du vom Weg abkommst, musst du dich konzentrieren und zurückfinden.
    Als je van je pad afdwaalt, moet je je concentreren en je weg terugvinden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden