NL: zuiveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gezuiverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik zuiver jij zuivert hij zuivert wij zuiveren jullie zuiveren zij zuiveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gezuiverd jij hebt gezuiverd hij heeft gezuiverd wij hebben gezuiverd jullie hebben gezuiverd zij hebben gezuiverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik zuiverde jij zuiverde hij zuiverde wij zuiverden jullie zuiverden zij zuiverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gezuiverd jij had gezuiverd hij had gezuiverd wij hadden gezuiverd jullie hadden gezuiverd zij hadden gezuiverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal zuiveren jij zult zuiveren hij zal zuiveren wij zullen zuiveren jullie zullen zuiveren zij zullen zuiveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gezuiverd hebben jij zult gezuiverd hebben hij zal gezuiverd hebben wij zullen gezuiverd hebben jullie zullen gezuiverd hebben zij zullen gezuiverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou zuiveren jij zou zuiveren hij zou zuiveren wij zouden zuiveren jullie zouden zuiveren zij zouden zuiveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gezuiverd hebben jij zou gezuiverd hebben hij zou gezuiverd hebben wij zouden gezuiverd hebben jullie zouden gezuiverd hebben zij zouden gezuiverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
zuiver
|
| Aanvoegende wijs |
| zuivere |