Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: zoeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gezoefd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zoef
jij zoeft
hij zoeft
wij zoeven
jullie zoeven
zij zoeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gezoefd
jij hebt gezoefd
hij heeft gezoefd
wij hebben gezoefd
jullie hebben gezoefd
zij hebben gezoefd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zoefde
jij zoefde
hij zoefde
wij zoefden
jullie zoefden
zij zoefden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gezoefd
jij had gezoefd
hij had gezoefd
wij hadden gezoefd
jullie hadden gezoefd
zij hadden gezoefd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal zoeven
jij zult zoeven
hij zal zoeven
wij zullen zoeven
jullie zullen zoeven
zij zullen zoeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gezoefd hebben
jij zult gezoefd hebben
hij zal gezoefd hebben
wij zullen gezoefd hebben
jullie zullen gezoefd hebben
zij zullen gezoefd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou zoeven
jij zou zoeven
hij zou zoeven
wij zouden zoeven
jullie zouden zoeven
zij zouden zoeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gezoefd hebben
jij zou gezoefd hebben
hij zou gezoefd hebben
wij zouden gezoefd hebben
jullie zouden gezoefd hebben
zij zouden gezoefd hebben

Gebiedende wijs
zoef

Aanvoegende wijs
zoeve

Voorbeelden

  1. Zoef, het feest kan beginnen.
    Burn. Let 's get this party started.
  2. Zoeven was ik jong.
    I was young a moment ago.
  3. dat was jij zoeven niet.
    That wasn 't you just now.
  4. Dingen zoeven niet zo rond.
    Things don 't go around with such whizzings.
  5. Hij was hier nog zoeven.
    He was here just now.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden