NL: zingen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gezongen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik zing jij zingt hij zingt wij zingen jullie zingen zij zingen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gezongen jij hebt gezongen hij heeft gezongen wij hebben gezongen jullie hebben gezongen zij hebben gezongen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik zong jij zong hij zong wij zongen jullie zongen zij zongen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gezongen jij had gezongen hij had gezongen wij hadden gezongen jullie hadden gezongen zij hadden gezongen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal zingen jij zult zingen hij zal zingen wij zullen zingen jullie zullen zingen zij zullen zingen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gezongen hebben jij zult gezongen hebben hij zal gezongen hebben wij zullen gezongen hebben jullie zullen gezongen hebben zij zullen gezongen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou zingen jij zou zingen hij zou zingen wij zouden zingen jullie zouden zingen zij zouden zingen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gezongen hebben jij zou gezongen hebben hij zou gezongen hebben wij zouden gezongen hebben jullie zouden gezongen hebben zij zouden gezongen hebben
|
| Gebiedende wijs |
zing
|
| Aanvoegende wijs |
| zinge |