NL: zeven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gezeefd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik zeef jij zeeft hij zeeft wij zeven jullie zeven zij zeven
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gezeefd jij hebt gezeefd hij heeft gezeefd wij hebben gezeefd jullie hebben gezeefd zij hebben gezeefd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik zeefde jij zeefde hij zeefde wij zeefden jullie zeefden zij zeefden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gezeefd jij had gezeefd hij had gezeefd wij hadden gezeefd jullie hadden gezeefd zij hadden gezeefd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal zeven jij zult zeven hij zal zeven wij zullen zeven jullie zullen zeven zij zullen zeven
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gezeefd hebben jij zult gezeefd hebben hij zal gezeefd hebben wij zullen gezeefd hebben jullie zullen gezeefd hebben zij zullen gezeefd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou zeven jij zou zeven hij zou zeven wij zouden zeven jullie zouden zeven zij zouden zeven
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gezeefd hebben jij zou gezeefd hebben hij zou gezeefd hebben wij zouden gezeefd hebben jullie zouden gezeefd hebben zij zouden gezeefd hebben
|
| Gebiedende wijs |
zeef
|
| Aanvoegende wijs |
| zeve |