NL: zandsurfen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gezandsurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik zandsurf jij zandsurft hij zandsurft wij zandsurfen jullie zandsurfen zij zandsurfen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gezandsurft jij hebt gezandsurft hij heeft gezandsurft wij hebben gezandsurft jullie hebben gezandsurft zij hebben gezandsurft
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik zandsurfte jij zandsurfte hij zandsurfte wij zandsurften jullie zandsurften zij zandsurften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gezandsurft jij had gezandsurft hij had gezandsurft wij hadden gezandsurft jullie hadden gezandsurft zij hadden gezandsurft
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal zandsurfen jij zult zandsurfen hij zal zandsurfen wij zullen zandsurfen jullie zullen zandsurfen zij zullen zandsurfen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gezandsurft hebben jij zult gezandsurft hebben hij zal gezandsurft hebben wij zullen gezandsurft hebben jullie zullen gezandsurft hebben zij zullen gezandsurft hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou zandsurfen jij zou zandsurfen hij zou zandsurfen wij zouden zandsurfen jullie zouden zandsurfen zij zouden zandsurfen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gezandsurft hebben jij zou gezandsurft hebben hij zou gezandsurft hebben wij zouden gezandsurft hebben jullie zouden gezandsurft hebben zij zouden gezandsurft hebben
|
| Gebiedende wijs |
zandsurf
|
| Aanvoegende wijs |
| zandsurfe |