Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: zaalhockeyen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gezaalhockeyd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zaalhockey
jij zaalhockeyt
hij zaalhockeyt
wij zaalhockeyen
jullie zaalhockeyen
zij zaalhockeyen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gezaalhockeyd
jij hebt gezaalhockeyd
hij heeft gezaalhockeyd
wij hebben gezaalhockeyd
jullie hebben gezaalhockeyd
zij hebben gezaalhockeyd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zaalhockeyde
jij zaalhockeyde
hij zaalhockeyde
wij zaalhockeyden
jullie zaalhockeyden
zij zaalhockeyden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gezaalhockeyd
jij had gezaalhockeyd
hij had gezaalhockeyd
wij hadden gezaalhockeyd
jullie hadden gezaalhockeyd
zij hadden gezaalhockeyd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal zaalhockeyen
jij zult zaalhockeyen
hij zal zaalhockeyen
wij zullen zaalhockeyen
jullie zullen zaalhockeyen
zij zullen zaalhockeyen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gezaalhockeyd hebben
jij zult gezaalhockeyd hebben
hij zal gezaalhockeyd hebben
wij zullen gezaalhockeyd hebben
jullie zullen gezaalhockeyd hebben
zij zullen gezaalhockeyd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou zaalhockeyen
jij zou zaalhockeyen
hij zou zaalhockeyen
wij zouden zaalhockeyen
jullie zouden zaalhockeyen
zij zouden zaalhockeyen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gezaalhockeyd hebben
jij zou gezaalhockeyd hebben
hij zou gezaalhockeyd hebben
wij zouden gezaalhockeyd hebben
jullie zouden gezaalhockeyd hebben
zij zouden gezaalhockeyd hebben

Gebiedende wijs
zaalhockey

Aanvoegende wijs
zaalhockeye

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden