NL: yielden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geyield
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik yield jij yieldt hij yieldt wij yielden jullie yielden zij yielden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geyield jij hebt geyield hij heeft geyield wij hebben geyield jullie hebben geyield zij hebben geyield
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik yieldde jij yieldde hij yieldde wij yieldden jullie yieldden zij yieldden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geyield jij had geyield hij had geyield wij hadden geyield jullie hadden geyield zij hadden geyield
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal yielden jij zult yielden hij zal yielden wij zullen yielden jullie zullen yielden zij zullen yielden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geyield hebben jij zult geyield hebben hij zal geyield hebben wij zullen geyield hebben jullie zullen geyield hebben zij zullen geyield hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou yielden jij zou yielden hij zou yielden wij zouden yielden jullie zouden yielden zij zouden yielden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geyield hebben jij zou geyield hebben hij zou geyield hebben wij zouden geyield hebben jullie zouden geyield hebben zij zouden geyield hebben
|
| Gebiedende wijs |
yield
|
| Aanvoegende wijs |
| yielde |