NL: xoipen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gexoipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik xoip jij xoipt hij xoipt wij xoipen jullie xoipen zij xoipen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gexoipt jij hebt gexoipt hij heeft gexoipt wij hebben gexoipt jullie hebben gexoipt zij hebben gexoipt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik xoipte jij xoipte hij xoipte wij xoipten jullie xoipten zij xoipten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gexoipt jij had gexoipt hij had gexoipt wij hadden gexoipt jullie hadden gexoipt zij hadden gexoipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal xoipen jij zult xoipen hij zal xoipen wij zullen xoipen jullie zullen xoipen zij zullen xoipen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gexoipt hebben jij zult gexoipt hebben hij zal gexoipt hebben wij zullen gexoipt hebben jullie zullen gexoipt hebben zij zullen gexoipt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou xoipen jij zou xoipen hij zou xoipen wij zouden xoipen jullie zouden xoipen zij zouden xoipen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gexoipt hebben jij zou gexoipt hebben hij zou gexoipt hebben wij zouden gexoipt hebben jullie zouden gexoipt hebben zij zouden gexoipt hebben
|
| Gebiedende wijs |
xoip
|
| Aanvoegende wijs |
| xoipe |