NL: wreken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewroken
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik wreek jij wreekt hij wreekt wij wreken jullie wreken zij wreken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewroken jij hebt gewroken hij heeft gewroken wij hebben gewroken jullie hebben gewroken zij hebben gewroken
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik wreekte jij wreekte hij wreekte wij wreekten jullie wreekten zij wreekten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewroken jij had gewroken hij had gewroken wij hadden gewroken jullie hadden gewroken zij hadden gewroken
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal wreken jij zult wreken hij zal wreken wij zullen wreken jullie zullen wreken zij zullen wreken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewroken hebben jij zult gewroken hebben hij zal gewroken hebben wij zullen gewroken hebben jullie zullen gewroken hebben zij zullen gewroken hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou wreken jij zou wreken hij zou wreken wij zouden wreken jullie zouden wreken zij zouden wreken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewroken hebben jij zou gewroken hebben hij zou gewroken hebben wij zouden gewroken hebben jullie zouden gewroken hebben zij zouden gewroken hebben
|
Gebiedende wijs |
wreek
|
Aanvoegende wijs |
wreke |