Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: witwassen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
witgewassen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik was wit
jij wast wit
hij wast wit
wij wassen wit
jullie wassen wit
zij wassen wit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik witwas
dat jij witwast
dat hij witwast
dat wij witwassen
dat jullie witwassen
dat zij witwassen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb witgewassen
jij hebt witgewassen
hij heeft witgewassen
wij hebben witgewassen
jullie hebben witgewassen
zij hebben witgewassen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waste wit
jij waste wit
hij waste wit
wij wasten wit
jullie wasten wit
zij wasten wit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik witwaste
dat jij witwaste
dat hij witwaste
dat wij witwasten
dat jullie witwasten
dat zij witwasten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had witgewassen
jij had witgewassen
hij had witgewassen
wij hadden witgewassen
jullie hadden witgewassen
zij hadden witgewassen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal witwassen
jij zult witwassen
hij zal witwassen
wij zullen witwassen
jullie zullen witwassen
zij zullen witwassen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal witgewassen hebben
jij zult witgewassen hebben
hij zal witgewassen hebben
wij zullen witgewassen hebben
jullie zullen witgewassen hebben
zij zullen witgewassen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou witwassen
jij zou witwassen
hij zou witwassen
wij zouden witwassen
jullie zouden witwassen
zij zouden witwassen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou witgewassen hebben
jij zou witgewassen hebben
hij zou witgewassen hebben
wij zouden witgewassen hebben
jullie zouden witgewassen hebben
zij zouden witgewassen hebben

Gebiedende wijs
was wit

Aanvoegende wijs
witwasse

Voorbeelden

  1. Er was wit licht.
    There was bright lights!
  2. Het was wit, als ik me niet vergis.
    It was white, if I 'm not mistaken.
  3. We werden vanochtend wakker... en alles was wit.
    We woke up this morning everything was white.
  4. Het was wit, met zwart waar de ogen moesten zijn.
    It was white, with black where the eyes should have been.
  5. Witwassen, fraude, samenzwering.
    Money laundering, wire fraud, conspiracy.
  6. Afpersing, witwassen, mishandeling.
    Extortion, money laundering, assault with intent.
  7. Georganiseerde misdaad, witwassen.
    Organized crime, money laundering.
  8. We moeten sneller meer witwassen.
    We gotta clean more faster.
  9. U hielp hem met witwassen.
    You helped him wash it.
  10. En over het geld witwassen.
    You told them about the money laundering.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden