Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: winteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gewinterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik winter
jij wintert
hij wintert
wij winteren
jullie winteren
zij winteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gewinterd
jij hebt gewinterd
hij heeft gewinterd
wij hebben gewinterd
jullie hebben gewinterd
zij hebben gewinterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik winterde
jij winterde
hij winterde
wij winterden
jullie winterden
zij winterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gewinterd
jij had gewinterd
hij had gewinterd
wij hadden gewinterd
jullie hadden gewinterd
zij hadden gewinterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal winteren
jij zult winteren
hij zal winteren
wij zullen winteren
jullie zullen winteren
zij zullen winteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gewinterd hebben
jij zult gewinterd hebben
hij zal gewinterd hebben
wij zullen gewinterd hebben
jullie zullen gewinterd hebben
zij zullen gewinterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou winteren
jij zou winteren
hij zou winteren
wij zouden winteren
jullie zouden winteren
zij zouden winteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gewinterd hebben
jij zou gewinterd hebben
hij zou gewinterd hebben
wij zouden gewinterd hebben
jullie zouden gewinterd hebben
zij zouden gewinterd hebben

Gebiedende wijs
winter

Aanvoegende wijs
wintere

Voorbeelden

  1. ... winter lente.
    ... winter spring.
  2. De vier seizoenen zijn winter, winter, winter en de vierde juli.
    The four seasons are winter, winter, winter and the Fourth of July.
  3. Naar winter wonderland?
    To winter wonderland?
  4. Gravin de Winter.
    Countess de Winter.
  5. Het wordt winter.
    And winter is coming.
  6. Winter kan sterven.
    Well Winter might die.
  7. Vorige winter geschreven.
    It 's written this past winter,
  8. Ja, aanstaande winter.
    It will be, next winter.
  9. Winter Formeel hier.
    O desfile de inverno aqui.
  10. Winter meloen soep.
    Winter melon soup.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden