1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. wink

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to wink    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
winking

Present simple (ott)
I wink
you wink
he winks
we wink
you wink
they wink

Present perfect (vtt)
I have winked
you have winked
he has winked
we have winked
you have winked
they have winked

Past Simple (ovt)
I winked
you winked
he winked
we winked
you winked
they winked

Past perfect (vvt)
I had winked
you had winked
he had winked
we had winked
you had winked
they had winked

Present future (ottt)
I will wink
you will wink
he will wink
we will wink
you will wink
they will wink

Present future perfect (vttt)
I will have winked
you will have winked
he will have winked
we will have winked
you will have winked
they will have winked

Past future (ovtt)
I would wink
you would wink
he would wink
we would wink
you would wink
they would wink

Past future perfect (vvtt)
I would have winked
you would have winked
he would have winked
we would have winked
you would have winked
they would have winked


Voorbeelden

  1. Wink wink, nudge nudge.
    Knipoog knipoog, hint hint.
  2. Wink, wink, nudge, nudge, Bob 's your uncle.
    Knipoog, knipoog, knik, knip, Bob is je oom.
  3. Smiley with a wink!
    Smiley met een knipoog.
  4. By tipping you the wink.
    Door je te waarschuwen.
  5. Notice I didn 't wink.
    Let erop dat ik niet knipoogde.
  6. That is Hannah 's Wink.
    Dat is Hannah' s Wenk.
  7. Did he wink at you?
    Knipoogde hij naar je?
  8. Did you see that wink?
    Zag je die knipoog?
  9. Because of the wink and...
    Vanwege die knipoog...
  10. I didnt sleep a wink.
    Ik heb geen oog dicht gedaan.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try