NL: windowshoppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gewindowshopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik windowshop jij windowshopt hij windowshopt wij windowshoppen jullie windowshoppen zij windowshoppen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewindowshopt jij hebt gewindowshopt hij heeft gewindowshopt wij hebben gewindowshopt jullie hebben gewindowshopt zij hebben gewindowshopt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik windowshopte jij windowshopte hij windowshopte wij windowshopten jullie windowshopten zij windowshopten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewindowshopt jij had gewindowshopt hij had gewindowshopt wij hadden gewindowshopt jullie hadden gewindowshopt zij hadden gewindowshopt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal windowshoppen jij zult windowshoppen hij zal windowshoppen wij zullen windowshoppen jullie zullen windowshoppen zij zullen windowshoppen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewindowshopt hebben jij zult gewindowshopt hebben hij zal gewindowshopt hebben wij zullen gewindowshopt hebben jullie zullen gewindowshopt hebben zij zullen gewindowshopt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou windowshoppen jij zou windowshoppen hij zou windowshoppen wij zouden windowshoppen jullie zouden windowshoppen zij zouden windowshoppen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewindowshopt hebben jij zou gewindowshopt hebben hij zou gewindowshopt hebben wij zouden gewindowshopt hebben jullie zouden gewindowshopt hebben zij zouden gewindowshopt hebben
|
| Gebiedende wijs |
windowshop
|
| Aanvoegende wijs |
| windowshoppe |