Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wieken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gewiekt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wiek
jij wiekt
hij wiekt
wij wieken
jullie wieken
zij wieken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gewiekt
jij hebt gewiekt
hij heeft gewiekt
wij hebben gewiekt
jullie hebben gewiekt
zij hebben gewiekt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wiekte
jij wiekte
hij wiekte
wij wiekten
jullie wiekten
zij wiekten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gewiekt
jij had gewiekt
hij had gewiekt
wij hadden gewiekt
jullie hadden gewiekt
zij hadden gewiekt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wieken
jij zult wieken
hij zal wieken
wij zullen wieken
jullie zullen wieken
zij zullen wieken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gewiekt hebben
jij zult gewiekt hebben
hij zal gewiekt hebben
wij zullen gewiekt hebben
jullie zullen gewiekt hebben
zij zullen gewiekt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wieken
jij zou wieken
hij zou wieken
wij zouden wieken
jullie zouden wieken
zij zouden wieken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gewiekt hebben
jij zou gewiekt hebben
hij zou gewiekt hebben
wij zouden gewiekt hebben
jullie zouden gewiekt hebben
zij zouden gewiekt hebben

Gebiedende wijs
wiek

Aanvoegende wijs
wieke

Voorbeelden

  1. Het kan me niet schelen waar hij zijn... wiek heeft laten druipen.
    I really don 't care about where he 's been dipping his... wick.
  2. Dat ding heeft wieken.
    That thing got them blades on it!
  3. De wieken niet te raken?
    Not hit the blades?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden