NL: weldoen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
welgedaan
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik doe wel jij doet wel hij doet wel wij doen wel jullie doen wel zij doen wel
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik weldoe dat jij weldoet dat hij weldoet dat wij weldoen dat jullie weldoen dat zij weldoen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb welgedaan jij hebt welgedaan hij heeft welgedaan wij hebben welgedaan jullie hebben welgedaan zij hebben welgedaan
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik deed wel jij deed wel hij deed wel wij deden wel jullie deden wel zij deden wel
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik weldeed dat jij weldeed dat hij weldeed dat wij weldeden dat jullie weldeden dat zij weldeden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had welgedaan jij had welgedaan hij had welgedaan wij hadden welgedaan jullie hadden welgedaan zij hadden welgedaan
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal weldoen jij zult weldoen hij zal weldoen wij zullen weldoen jullie zullen weldoen zij zullen weldoen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal welgedaan hebben jij zult welgedaan hebben hij zal welgedaan hebben wij zullen welgedaan hebben jullie zullen welgedaan hebben zij zullen welgedaan hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou weldoen jij zou weldoen hij zou weldoen wij zouden weldoen jullie zouden weldoen zij zouden weldoen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou welgedaan hebben jij zou welgedaan hebben hij zou welgedaan hebben wij zouden welgedaan hebben jullie zouden welgedaan hebben zij zouden welgedaan hebben
|
Gebiedende wijs |
doe wel
|
Aanvoegende wijs |
weldoe |