Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wegzakken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggezakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zak weg
jij zakt weg
hij zakt weg
wij zakken weg
jullie zakken weg
zij zakken weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegzak
dat jij wegzakt
dat hij wegzakt
dat wij wegzakken
dat jullie wegzakken
dat zij wegzakken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggezakt
jij hebt weggezakt
hij heeft weggezakt
wij hebben weggezakt
jullie hebben weggezakt
zij hebben weggezakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zakte weg
jij zakte weg
hij zakte weg
wij zakten weg
jullie zakten weg
zij zakten weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegzakte
dat jij wegzakte
dat hij wegzakte
dat wij wegzakten
dat jullie wegzakten
dat zij wegzakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggezakt
jij had weggezakt
hij had weggezakt
wij hadden weggezakt
jullie hadden weggezakt
zij hadden weggezakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wegzakken
jij zult wegzakken
hij zal wegzakken
wij zullen wegzakken
jullie zullen wegzakken
zij zullen wegzakken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggezakt hebben
jij zult weggezakt hebben
hij zal weggezakt hebben
wij zullen weggezakt hebben
jullie zullen weggezakt hebben
zij zullen weggezakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wegzakken
jij zou wegzakken
hij zou wegzakken
wij zouden wegzakken
jullie zouden wegzakken
zij zouden wegzakken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggezakt hebben
jij zou weggezakt hebben
hij zou weggezakt hebben
wij zouden weggezakt hebben
jullie zouden weggezakt hebben
zij zouden weggezakt hebben

Gebiedende wijs
zak weg

Aanvoegende wijs
wegzakke

Voorbeelden

  1. Schat, ik haal de zak weg.
    Hon, I gotta take that bag away from you.
  2. Misschien smeer ik je wat rouge op, stop ik je zak weg.
    Maybe throw a little rouge on you, tuck your sac back.
  3. Laat me niet wegzakken.
    Don 't let me go down.
  4. Kijk uit, je zal nog dieper wegzakken.
    Watch out, you 'll sink in!
  5. Dit kunnen we niet na' n paar dagen laten wegzakken.
    This is not the kind of thing we let go of after a day or two.
  6. Oh, laat een man rustig wegzakken, waarom doe je dat niet?
    Oh, let a guy down gently, why don 't you?
  7. Maar ik kan niet toekijken hoe ze dieper wegzakken in deze afgrond.
    But I can 't sit out and watch them sink deeper into dysfunction.
  8. Als z' n blinde darm geknapt is... kan de pijn tijdelijk wegzakken.
    If his appendix burst on the way his pain might be temporarily relieved.
  9. Ik wil die grijns zien wegzakken als de jury hem levenslang geeft.
    I 'm gonna enjoy seeing that smirk disappear when that foreman hands down a life sentence.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden