NL: wegwuiven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
weggewuifd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik wuif weg jij wuift weg hij wuift weg wij wuiven weg jullie wuiven weg zij wuiven weg
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegwuif dat jij wegwuift dat hij wegwuift dat wij wegwuiven dat jullie wegwuiven dat zij wegwuiven
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb weggewuifd jij hebt weggewuifd hij heeft weggewuifd wij hebben weggewuifd jullie hebben weggewuifd zij hebben weggewuifd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik wuifde weg jij wuifde weg hij wuifde weg wij wuifden weg jullie wuifden weg zij wuifden weg
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegwuifde dat jij wegwuifde dat hij wegwuifde dat wij wegwuifden dat jullie wegwuifden dat zij wegwuifden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had weggewuifd jij had weggewuifd hij had weggewuifd wij hadden weggewuifd jullie hadden weggewuifd zij hadden weggewuifd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal wegwuiven jij zult wegwuiven hij zal wegwuiven wij zullen wegwuiven jullie zullen wegwuiven zij zullen wegwuiven
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal weggewuifd hebben jij zult weggewuifd hebben hij zal weggewuifd hebben wij zullen weggewuifd hebben jullie zullen weggewuifd hebben zij zullen weggewuifd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou wegwuiven jij zou wegwuiven hij zou wegwuiven wij zouden wegwuiven jullie zouden wegwuiven zij zouden wegwuiven
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou weggewuifd hebben jij zou weggewuifd hebben hij zou weggewuifd hebben wij zouden weggewuifd hebben jullie zouden weggewuifd hebben zij zouden weggewuifd hebben
|
| Gebiedende wijs |
wuif weg
|
| Aanvoegende wijs |
| wegwuive |